Jaarverslag 1993-1994: George Orwell -1994
Geachte lezer,
Indien U verwacht dat dit stuk geschreven wordt in de aloude stijl der pandoeren, roerstokridders en rundervreugd moet ik U teleurstellen. Dit nie t v anwe ge h et feit dat on derge te ken de inm i d de l s de buik vol he eft v an dergelijke terminologieen, maar wel vanwege het strakke kader waarbinnen dit betoog dient plaats te vinden. Een uiteenzetting van de aard der schildknapen uit het jaar '93-'94 is zelfs in normale bewoordingen een behoorlijke opgave, laat staan in het door de Nondejukaan zo geliefde schrift. Het illustere vijftal uit dat jaar - genaamd Black Jack, Rastalamepiemelos, Knor, van Loen en Sonja - gaat inmiddels als gevierd ouderejaars door het leven, zonder dat enige jongeling nog weet heeft van de zijsporen waarop zij zich menigmaal bevonden. Aan mij de eer enkele van deze dwalingen in de Tweede Almanak van het M.H.D. Nondejuke op te tekenen.
Black Jack had aanvankelijk enige moeite met de wijze waarop een in studentensocieteit de lol gemaakt wordt. Het drankgebruik sprak hem wel aan alleen de moeite die hij zich moest getroosten alvorens hij dat bier in handen had, viel zwaar tegen. Niet alleen op Fort Willem was dat zo, maar ook bij ons bezoek aan dat studentenclubje in Tilburg bleek dat het vocht niet op een presenteerblaadje werd aangereikt. Na een uitstekende positie aan de bar verworven te hebben, vroeg Black Jack me waar het urinoir te vinden was. Na eenmaal uitgelegd te hebben dat op een vreemde societeit overal gewaterd kon worden behalve op het toilet, kletterde er enige seconde later een ferme straal tegen de bar. De lokale barman - die voor de gelegenheid was uitgedost met een 14 karaats kettingslot - leek iets op te vangen van dit geluid en kwam toegesneld. Zijn handen vonden de weg in ons nekvel. Ik zag hoe Black Jack's straal verslapte. Tot onze verbazing wees de range niet naar beneden maar naar iets wet zich op de bar beyond. Als wij ook maar het lef hadden het laatste restje champagne uit zijn fles leeg te zuipen, was de avond snel voorbij. Hij verdween zo snel als hij gekomen was. Black Jack kneep af en vroeg aan het yolk achter de bar of ze die lege fles uit zijn panorama wilden verwijderen hetgeen geschiedde. Niet fang daarna wederom die hand. Beiden tegelijk omkijkend zagen we dat de slotendrager het kwaad in de ogen had en zijn flesje miste. Black Jack wees naar de vuilnisbak achter de bar waarop het personeel ter verantwoording geroepen werd. Nadat hem gebleken was dat het aan de opleiding van zijn eigen crew schortte, droop hij af . Een mooie toon was gezet en het verdere verloop van de avond ligt bij de meesten van ons waarschijnlijk nog vers in het geheugen.
Dat Rastalamepiemelos, hierna R. genaamd, uiteindelijk Nondejukaan werd was destijds een verassing. Na de telefoonrekeningen van J.K van der S. tot ongekende hoogte te hebben laten oplopen, werd op eigen kosten de Praefectuur gebeld met een kort maar volmondig 'Ja'. Het ogenschijnlijk onschuldige karakter van R. had een zuigeffect op Sogart, maar zij mogen in hun handen klappen dat ze niet met zijn lidmaatschap verrijkt werden. De Nondejukaan zag het wur in deze door ouders en internaat kort gehouden eerstejaars en wist dat het goed was. Een tegenvaller moet het voor hem zijn geweest dat het arsenaal aan trues dat hij in zijn kostschooljaren had opgedaan om er in moeilijke tijden tussendoor te glippen, niet bleek te werken in het dispuut der Nondejukanen. A1 tijdens het eerste weekend verscheen hij met een lijkbleek gezicht aan de start in Leuven. Die paar graden koorts waren niet weg te poetsen, maar na het vijftal van zwarte schmink in het gelaat voorzien te hebben, was ook R. weer volledig inzetbaar. Vaak ging de leuze 'geen daden maar woorden' in het geval van R. op maar de organisatie van de inmiddels legendarische blinddate werd onder zijn leiding een daverend succes. Zijn besluit om twee goedgebekte dames uit verschillende disputer aan de zelfde tafel te laten plaatsnemen bleek een briljant idee. Het schouwspel dat zich die avond afspeelde spreekt velen nog tot de verbeelding. Verbazingwekkend is het voor mij in geen enkel opzicht geweest dat deze aanvankelijk schuchtere knaap zich weldra ontwikkelde tot een bralbaas. In zooipartijen werd nog wel regelmatig de handdoek geworpen met kreten als 'mijn rug, mijn rug' maar ook daar was vooruitgang zichtbaar.
Toch blijven het zijn spraakwatervallen die kenmerkend zijn, en bij menigeen soms de irritatie naar boven laat komen.
Terwijl R. nog met een wit gelaat en de box vol moest wennen aan het voor hem ongewoon strakke regime, was van Loen al druk bezig een president te scheppen als het gaat om de titer Max, door een groepje verdwaalde Duitsers tot diep in de nacht kennis te laten maken met het fenomeen 'shot-gun'. Dat zijn ouders hem die naam meegaven is uiteindelijk een schot in de roos gebleken en ik begrijp eigenlijk nog steeds niet waarom we het niet bij het oude gelaten hebben. De 'Van Loen dip' is inmiddels een bekend en alom gevreesd fenomeen. Het ligt niet in mijn bedoeling verder uit te wijden over de afmetingen van zijn geslacht, maar het moge duidelijk zijn dat niet alleen de vrouwen trier na een confrontatie vol van zijn. Groot nadeel van de MSV voor hem was dat de societeit twee avonden per week gesloten bleef. Derhalve werd voor de Dinsdag en de Zaterdag een onderkomen gezocht bij Gijs alwaar hij als snel onder de naam 'de zingende Sjeng' onder de lokale Maastrichtse bevolking vermaard werd.
Het zal geen verwondering scheppen dat van Loen is uitgegroe id tot ee n be lang rijk lid van het Nondejuke estafette team. Eenieder die ooit deel heeft mogen uitmaken van dit team weet dat er in de finale words gevlamd en zij weten ook dat daarna de kaars snel uit is. Van Loen steekt daarop gewoon weer een nieuwe aan en vervolgd de rest van de nacht op de zelfde manier als hij begonnen is, met als enige indicatie van verval de wet lager hangende ooghoeken.
Knor had natuurlijk in de eerste plaats zijn verleden niet mee. Gestudeerd in Delft en bier gedronken bij de plaatselijke orde der fietsenmakers spreekt immers niet in het voordeel. Toch won hij vrij snel de sympathie van menig ouderejaars en ik kan me nog herinneren dat hij zonder tegenwerping de eerste stemmingsronde doorkwam. Het gedrag van Knor viel enigszins buiten de boot in vergelijking met de overige vier. Geen jonge hond die op kroegavonden te keer ging en zich druk maakte over aspirantenopdrachten. Hij deed wat hem werd opgedragen maar zorgde ervoor dat er genoeg tijd overbleef voor de studie. Als geen ander besefte hij waarschijnlijk dat zijn studententijd in Maastricht toch wat langer zou moeten duren dan die in Delft en daar moest de nodige discipline voor in acht genomen worden. Door deze instelling kreeg hij al snel het predikaat 'oude lul' onder de eerste jaars opgespeld. Na in dat jaar successen in de studie te hebben geboekt is het roer omgeslagen. Het leek of hij de losbandigheid die hij in het voorgaande jaar ontbeerde in de overige jaren wilde inhalen. Knor liet zich steeds meer gelden op borrels en ook in de societeit stond hij zowel fysiek als mentaal op scherp . Lidmaatschap van Bar en Orde Commissie, KMT Commissie en de Praefectuur volgden. Nu hij zich met recht 'oude lul' mag noemen is hij ook de enige die zijn studententijd in drie Nondejuke huizen heeft doorgebracht. Deze soepele transfergeschiedenis leert ons dat de voormalige kampementenrivaliteit voorgoed tot het verleden is gaan behoren.
Resteert nog de laatste telg uit dit illustere vijftal genaamd Sonja. Als er iemand getypeerd kon worden als 'jonge hond' was hij het wel. Praten bleek moeilijk, maar als er geramd moest worden stond hij voorop. Dit heeft natuurlijk te maken met een stukje historie. Als Papendrechter wordt je niet opgevoed om te praten, nee als je daar een meningsverschil hebt spreek je om een bepaalde tijd af bij snackbar en ga je er in je beste trainingspak heen om de kwestie fysiek de wereld uit te helpen. Tijdens de KMT kostte het al wat moeite om deze phoet - die ook daadwerkelijk de toepasselijke naam Hond had meegekregen - na wat fysiek geweld van het lijf te houden, maar dit gedrag heeft zich toch in positieve zin ontwikkeld. Natuurlijk is er hij hier en daar nog wel eens tegen een schorsinkje opgelopen maar dat kan de beste overkomen, niet waar? Na eenmaal aan het studentenleven gewend te zijn mocht hij de vuurproef doorstaan om met een aantal Nondejukanen, waarvan de wortels diep in het Brabantse gelegen zijn, Carnaval te gaan vieren in het Kielegat. De heren zaten keurig in boerenkiel gestoken hun eerste bier weg te hakken toen Sonja op zijn gloednieuwe Timbo's en gesteven hemd binnenkwam. Of het feestje al begonnen was? Met wat noodgrepen hebben we nog gepoogd er wat van te maken, maar zelfs met die rooie pruik van Peek was zijn afkomst overduidelijk. De nimmer falende -en door Sonja altijd meegedragen 'Timbo cleaning kit ' moest het een dag later laten afweten. Nu na vier jaar Maastricht lijkt het erop alsof hij definitief met het verleden heeft afgerekend. Op de societeit is het een koele kikker die respect afdwingt van iedere jongerejaars en op de borrelavonden stijgt Sonja's verbale output met de week. De kenner in ons blijft ondanks dit alles nog vage tekenen van zijn Aussi verleden bespeuren.
Deze korte kernschets van het jaar 1993-1994 legt vanzelfsprekend slechts een klein deel van de ware aard van deze roerstokridders aan de dag. Het is goed te constateren dat heel dit vijftal nu na vier jaar nog actief deel van ons dispuut uitmaakt, hetgeen de noodzaak van een zorgvuldige selectie aan de poort nog eens bevestigt. Deze selectie dient als basis voor een stevige grondslag voor ons dispuut. Daarnaast is het onontbeerlijk dat er een omgeving geschapen wordt waarbinnen aan de jongelingen onze spelregels worden duidelijk gemaakt en een goed jaarprogramma wordt opgezet. De Praefectuur zal hier als eerste de leiding in moeten nemen maar ook de rest van het dispuut vervult daarbij een belangrijke rol. Wij hebben ons hiervoor in het jaar 1993-1994 naar mijn mening met succes ingespannen. Putjes en Dikkerboom, dank hiervoor. In de opvolgende jaren heb ik de indruk gekregen dat er met name op organistorisch en moreel vlak af en toe wat hiaten zijn achtergebleven. Ik twijfel er geen seconde aan dat Nondejuke ook in de toekomst het meest toonaangevende dispuut der MSV Tragos zal blijven, maar er zal voor een te lichtzinnige aanpak van het voorgaande gewaakt moeten worden om een neerwaartse spiraal te voorkomen. Met het lustrumjaar in het verschiet en alweer een frisse Praefectuur in aantocht onder de bezielende leiding van Corky, ben ik er alleszins van overtuigd dat Nondejuke weer vijf denderende jaren tegemoet treedt waarin het rood en zwart zal heersen als tevoren. Een dispuut waarvoor iedere reunist zal blijven terugkomen naar Maastricht om met de jongste lichtingen te borrelen op Fort Willem en met jaargenoten terug te kijken op een prachtige studententijd.
In naam van rood en zwart teken ik,
Cry Baby Praefect 1993-1994