|
|
|
In het jaar 1595 deed het volgende zich voor te Weert: |
|
Een knecht was door zijn heer naar de markt gezonden om haringen te kopen
en had het benodigde geld daarvoor meegenomen. Hij kwam aan een haringkraampje, koos drie
haringen uit, die hij in de hand nam en wilde de mensen betalen. Die mensen waren echter
niet de baas van het kraampje en terwijl de baas werd geroepen, kwamen andere kopers aan
en drongen de knecht aan de kant. Toen sprongen er plotseling enkele kramers, die in de
buurt waren, op, grepen de knecht en betichten hem, dat hij met de haringen had willen
weglopen, zonder ze te betalen. De knecht hield echter zijn onschuld vol en zei, dat dat
niet waar was, Het baatte hem niets, hij werd gevangen genomen, veroordeeld en naar de
galg geleid. |
|
Toen hij op de ladder stond, bad hij tot God, Die toch wist, dat hij
onschuldig was, dat Hij zijn onschuld toch aan de dag mocht laten komen. Terwijl hij nog
zo bad, duwde de beul de ladder onder hem weg. Zo hing hij drie uur tussen hemel en aarde
en had de ogen gesloten als een, die slaapt en niet als een gehangene. Daarover ontstond
gemor onder de soldaten. Eindelijk nadat de knecht drie uur had gehangen, kwam er een
ruiter aangereden en sneed de strop van de gehangene door. De knecht viel nu naar beneden,
maar bleef op zijn voeten staan, hij opende de ogen en keek rond als of hij ontwaakte uit
een diepe droom. |
|
Het voorgevallene werd nu zo spoedig mogelijk gemeld aan Aartshertog
Albert en op hem zijn bevel werd de knecht naar Brussel gebracht, en begeleid door drie
trompetters te paard daar in triomf door de straten gevoerd. |