|
|
|
Te Doornik woonde de geleerde scholaster Ailbertus van Antoing. Op zekere
dag, toen hij in het gebed verzonken was, zag hij plots voor zich een prachtig oord. Een
heuveltop met hoge eiken begroeid en twee beken, die zich slingerden door een dal.
Tegelijkertijd hoorde hij een stem, die hem zei, Ga naar de plaats die Ik u heb getoond en
wijd ze mij toe! |
|
Ailbertus nam de pelqrimsstaf en vergezeld van zijn broeders T'hyemo en
Walger, trok hij naar Tongerenland, voorbij Maastricht tot hij eindelijk in het Wormdal
bij de burcht van de Saphenberchs de plek herkende, die hem in het visioen was getoond. En
terwijl hij neerknielde om God te danken voor het gelukkige bereiken van zijn reisdoel,
hoorde hij en ook zijn broeders van onder de aarde een veelvuldig gerinkel van schellen en
een geheimzinnig klokkengeluid van zulk een hemelse klank, dat hij het begreep als een
nieuwe aanduiding van God. |
|
De uitverkoren plek was echter ook reeds aan de bewoners uit de omtrek
bekend, zij hielden haar voor heilig. Omdat zij daar meermalen hemelse verschijningen
hadden gezien en lieflijke melodieën, als van hemelse geesten gespeeld en gezongen,
hadden gehoord. |
|
Ailbertus was verwant met het huis Wassenberg. De nodige terreinen
verkreeg hij van den graaf Adalbert van Saphenberch, die in het land van Rode een
jachtslot, denkelijk waar te Herzogenrath het tegenwoordige kasteel verrijst, en
uitgestrekte bezittingen had. De vrome Ailbertus stichtte er de tegenwoordige zeer
merkwaardige crypte, in 1108 gewijd. |