|
|
|
Het was in het midden van de derde eeuw na Christus. In een herberg, langs
de weg van Tongeren naar Coriovallum, zat een romeinse soldaat, afkomstig uit de
Dalmatische stad Diokleia, de zoon van een slaaf. Hij rustte eruit van vermoeienis. Toen
kwam in die herberg een druïde, een wijze vrouw. Mogelijk kwam zij terug van een
wandeling door bos en heide waar zij geneeskrachtige kruiden had gezocht. Mogelijk had zij
een bezoek gebracht aan de ouden, zwakkeren en zieken in hun hutten. Nu trad zij de
herberg binnen, om te zien of er voor haar geen winst te behalen was, want de wijze
druïde was met alles op de hoogte, wat voor anderen geheim bleef, ziekten genezen, dromen
uitleggen, de toekomst voorspellen, enzovoorts. |
|
Ze raakte spoedig met Diocletiaan, zo heette de soldaat, in gesprek en die
klaagde over zijn magere verdienste en arme boel, waar niets af kon. |
|
Maar de druïde diende hem van antwoord, Nee Diocletiaan dat is het niet,
zei ze. Maar je bent een gierig mens, je kunt je van je penningen niet scheiden. |
|
Diocletiaan lachte en zei, Verkwistend zal ik worden, als ik keizer zal
zijn! en hij dacht er natuurlijk bij dat dit nooit zou gebeuren. |
|
Maar toen stond de oude vrouw op en stak haar hand in de hoogte.
Diocletiaan!, zei ze, lach er niet mee, u zult keizer worden, nadat u het wilde zwijn hebt
gedood! |
|
Diocletiaan onthield de woorden van de wijze vrouw. De eeuw zou niet
voorbij gaan voor dat haar woorden vervuld werden. |
|
Keizer Carus werd in 283 bij een veldtocht tegen de Parthen door een
bliksemstraal in zijn tent bewusteloos neergeworpen. Zijn dienaren, in plaats van hem te
helpen, brachten hem ter dood. Was dat misschien op aanraden van zijn zoon Numerianus, die
keizer wilde worden? Deze zou zijn doel niet bereiken, want op weg naar de troon ontmoette
hij als tegenstander zijn eigen schoonvader Aper. De schoonvader doodde zijn schoonzoon en
zo, met bloed bevlekt, wilde hij de troon bestijgen. Maar ook dat zou niet gebeuren. |
|
Het uur is geslagen voor Diocletiaan. Hij treedt Aper in de weg, doodt
Aper en wordt uitgeroepen tot keizer van de Romeinen. Hij, de zoon van een slaaf regeert
als zodanig van 284 tot 305. |
|
Hoe was het nu met de voorspelling van de druïde? Zij had immers gezegd u
zult keizer worden, als u het wilde zwijn gedood hebt, Diocletiaan! |
|
Welnu, aan die voorwaarde was voldaan. Want het woord Aper betekend wild
zwijn. En Diocletiaan had Aper immers gedood. |