|
|
|
Op 9 april, Goede Vrijdag van het jaar 1574 werd er in het
klooster van Sint Gerlach onder Houthem groot feest gevierd. Het waren de graven Lodewijk
en Hendrik van Nassau en Christoffel van de Paltz, die voorzaten en met hun gezellen het
middagmaal gebruikten. De heilige vaten deden dienst als tafelgerei en de heilige speciën
waren gemengd in de wijn. Als straf voor zulk een heiligschennis zou het leger van de
Nassauers een verpletterende nederlaag lijden tegen de Spaansche troepen onder Don Sancho
d 'Avila. |
|
Vijf dagen later troffen de legers elkaar op de
Mookerheide. De Spanjaarden raakten aan de winnende hand en dreven de Nassauers voor zich
uit in de richting van de zompen, (de moerassen). De Nassauers, gehéél ingesloten,
hadden geen andere keus. De schijnbare groene vlakte van water en kroos bedroog de eerste
ruiters,die vluchtten en al de anderen, die volgden, struikelden over de eersten. Het
leger van de Spanjaarden drong aldoor op en zo ontkwam niemand van de Nassause scharen. |
|
Maar in de nachten, dat het stormt en er noodweer woedt,
keren de geesten van de beide Nassause generaals terug over de moerassen en de heide. Hun
komst wekt dan weer hun verzonken manschappen; dan klinken de kreten van de krijgers weer,
dan schallen de horens en briesen de paarden en dan beginnen zij de Wilde Jacht van de
duizenden versmoorden, die zij zullen herhalen, zolang de Mookerheide zal blijven bestaan.
|