Te Canne nabij Maastricht woonde een adellijke dame op een
kasteel, dat lag boven de grote ingang van een onderaardse mergelgroeve, zoals die meer
zijn in de St. Pietersberg en elders in Zuid Limburg. Zij geloofde aan God noch gebod en
toonde dit openlijk. Op zekere dag schepte ze er vermaak in, door met haar rijtuig
herhaaldelijk woest door de juist uittrekkende processie te rijden, zodat deze in wanorde
uiteen stoof. Gods straf bleef evenwel niet uit. Hoewel het wolkeloos zomerweer was, werd
plots de lucht geheel zwart. Een ontzettend onweer brak los. Zich in veiligheid willen
stellen, liet de goddeloze vrouw haar koets in de mergelgroeve rijden. Op hetzelfde
ogenblik kraakte een vreselijke donderslag en kasteel, koets en edelvrouw zonken in
vlammen gehuld weg in de afgrond. |