|
|
|
Nadat de Westfaalse vrede een einde aan de moordpartijen
had gemaakt en de landen onder erkende bezitters waren gekomen, werden de onderaardse
schuilplaatsen, nu doelloos, op de meeste plaatsen vernietigd. Men dacht ze niet meer
nodig te hebben. Op andere plaatsen waren die onderaardse gangen ongedeerd gebleven, doch
werden ze niet meer bezocht. |
|
Op zekere dag verspreide zich de mare, dat een soort kleine
mensen, men wist niet van waar afkomstig, hun intrek hadden genomen in de
"haagten" bij de Haenenhof (Geleen) en te Stein. Deze vreemde wezens schuwden
het daglicht, lieten zich aan niemand zien, vluchtten alle verkeer met de andere mensen en
kwamen slechts 's nachts uit de holen te voorschijn, ten einde aan de huizen van de buren
een en ander huisraad in leen te gaan vragen. Werd dat stuk buiten het huis gezet, dan
kwamen de Auvermannetjes, die zich intussen verwijderd hadden, het goed halen, om het weer
korte tijd daarna terug te bezorgen. Zij klopten dan op het venster en riepen:
"Buurman, uw huisraad is terug!" |
|
Men vond de geleende zaken in de beste orde terug, zelfs
datgene wat vuil door de Auvermannetjes was ontvangen, werd schoon en netjes
teruggebracht. Menige slordige huisvrouw maakte van deze gelegenheid gebruik, om 's
zondags met blinkende potten en pannen te pronken, door ze 's zaterdagsavonds aan de
Auvermannetjes in leen te geven. |
|
Wie goed voor de mannetjes was, werd door hen ook goed
behandeld. Hij of zij konden gerust het werk grotendeels laten liggen, de mannetjes
zorgden wel, dat het in orde kwam, maar wee wie hen durfde te hinderen, hij kon zich voor
hun wraak in acht houden. |
|
Van de Auvermannetjes, die in de omstreken van Luik
verbleven, wordt nog verhaald, dat zij in hun duistere woningen een zwarte soort van steen
gevonden hadden, die in brand geraakte zodra deze met hun houtvuur in aanraking kwam.
Dientengevolge zagen zij zich verplicht, geen vuur meer in hun hol te ontsteken, maar 's
nachts in de open lucht datgene te bereiden, waartoe het gebruik van vuur onontbeerlijk
was. |
|
Bij het vuur maken in hun "haagten", waardoor de
zwarte steen in brand was geraakt, hadden zij al dadelijk begrepen dat deze steen
brandbare stoffen inhield, welke oneindig beter tot brandmiddel lieten dienen, dan
datgene, wat zij tot dan toe hadden gebruikt. |
|
Maar toen zij bij hun nachtelijke uitstapjes zwarte stenen
uit de grond mee naar boven hadden genomen en daar een vuur aanlegden, was dit op enige
afstand door dorpsbewoners bemerkt geworden. Daar de Auvermannetjes bij hun nadering de
vlucht hadden genomen, vonden de dorpsmensen de brandende stenen, herkenden ze en kwamen
zo mede tot de overtuiging, dat de steenkolen als een uitstekende brandstof konden dienen. |
|
Bij het aanleggen van werken tot wering van de
overstromingen van de Maas te Echt, zijn de Auvermannetjes uit hun spelonken daar ter
plaatse gevlucht, mede wijl deze gedeeltelijk vernield werden. |
|
Bij Maastricht in de Sint Pietersberg hebben ook
Auvermannetjes verbleven. Zij verdwenen daar echter, tengevolge van nieuw ondernomen
werken in de mergelgroeven. |