|
|
|
Op de havenstraat te Maastricht vertoonde zich 's nachts
een héél lange man, die zich zo lang kon maken, als hij wilde. Hij kwam ergens uit een
keldergat, richtte zich op in de straat, tot hij nog hoger werd dan de huizen, klopte
overal op de ruiten, en poogde over of door de gordijnen heen te kijken. |
|
Hij werd wel beschouwd als voorbode van ziekte in het huis,
waarvoor hij zich vertoonde. |
|
Toen op zekere dag een vrouw uit de buurt plotseling rijk
werd en van haar rente ging leven, werd er gezegd, dat zij de lange man had uitgehaald. Na
die tijd werd de lange man, de schrik van de buurt, inderdaad niet meer gezien. |