EEN POT VOL GELD
balk-boven.GIF (12492 bytes)
Het moet te Maastricht in de omgeving van de Minckeleerstraat zijn gebeurd. Daar woonde een schrijnwerker, die zijn werkplaats op zolder had.
Op zekere dag kreeg hij een werkje, dat in zo kort mogelijke tijd klaar moest. Hij had wel een leerjongen, maar deze was uit het weeshuis en moest 's avonds altijd om zeven uur binnen zijn. Zo besloot hij dan maar desnoods alleen de hele nacht door te werken.
Terwijl hij druk bezig was, het sloeg juist twaalf uur op de Onze Lieve Vrouwekerk zag hij, dat er aan de andere kant van zijn schaafbank nog een persoon stond, iemand die hij nog nooit gezien had. Verschrokken legde hij zijn schaaf neer, verliet de zolder, ging naar beneden en kroop in bed. Hij vertelde het zijn vrouw, maar deze meende, dat hij slaapdronken was.
De volgende dag verzocht hij zijn leerjongen, een flinke jonge kerel, hem de volgende nacht te helpen; hij had een werk, dat absoluut af moest. De weesjongen zei, dat hij daartoe geen verlof kon krijgen, maar toen hij hoorde, waar het om ging, verklaarde hij zich dadelijk bereid. En daar zijn meester een solide persoon was, kreeg hij het gevraagde verlof.
De avond kwam en de jongen bleef over bij zijn baas. Het werd al laat, de jongen kreeg slaap. Hij weerde zich wel, maar tegen elf uur kon hij het niet meer uithouden. Zijn meester raadde hem aan, een klein uurtje in de krullen te gaan liggen; tegen twaalf uur zou hem wel wekken.
Toen het ongeveer tijd was, wekte hij de jongen, want hij werd toch wel bang. Nauwelijks had de klok van Onze-Lieve-Vrouwekerk weer twaalf uur geslagen, of daar stond die vreemde persoon al tegenover hen aan de schaafbank. Zij hadden hem niet zien komen. De jongen viel van schrik flauw en verloor zodanig de macht over sommige organen, dat zich een afschuwelijke stank over de zolder verspreidde.
Daar stond de meester toch nog alleen. Hij herinnerde zich echter, dat men het beste doet, wanneer men tegenover spoken brutaal optreedt. Oude van dagen hadden hem altijd aangeraden, nooit aan het verlangen van een spook te voldoen. Hij vermande zich dus en vroeg het spook op barse toon: "Wat kom jij hier doen? Je hebt hier niets te maken! Ik zou je aanraden te zorgen, dat je hier vandaan komt!"
Het spook echter wenkte hem te volgen en bracht hem bij een deur in de muur, die hij nog nooit gezien had. "Doe mij die deur open!" verzocht het.
"Neen", antwoordde de schrijnwerker op "wreigelenden" toon, "Dat kan ik niet, daar ben ik niet sterk genoeg voor!"
Toen deed het spook de deur zelf open en werd er een trap zichtbaar, die diep naar beneden leidde. Het spook verzocht hem voor te gaan. "Neen", gromde de baas. "Ik heb met die trap niets te maken, dat zijn mijn zaken niet. Wil jij voorgaan, dan kom ik wel achterna!"
Het spook ging nu voor en de meester volgde met de lamp. Zo kwamen zij op een plaats, die de schrijnwerker nog nooit had gezien. Midden op die plaats lag een zware steen met een ijzeren ring eraan. "Til mij die steen op!" gebood het spook.
"Doe het zelf, jij bent groter en sterker dan ik!"
Het spook tilde de steen op, waaronder een grote pot met geld zichtbaar werd. Dan zei het spook: "Bij dat geld liggen de aanwijzingen, waar en hoeveel je ervan moet bezorgen. Wat over is, is voor jou!" Daarop verdween het.
De schrijnwerker tilde de pot met geld op, die erg zwaar was. Het zweet gutste hem langs gelaat en rug, toen hij weer langs de trap naar boven klom.
Boven gekomen, bracht hij de jongen weer bij en gebood hem naar beneden te gaan, zich zo spoedig mogelijk te verschonen en wat te slapen.
Toen de jongen 's morgens zijn meester wilde wekken, kwam diens vrouw hem al tegemoet en vroeg bezorgd: "Wat is er toch met de meester gebeurd vannacht? Zijn haren zijn sneeuwwit geworden!"
De jongen beweerde niets te weten. Dat had de meester hem al op het hart gedrukt. Hij kreeg nog een flinke fooi voor de angst, die hij had uitgestaan, terwijl de meester kort daarna ,,op zijn renten,, ging leven.
DREAMWORLD™
balk-onder.GIF (12494 bytes)