Digitale fotografie
Peter Scheele
21 augustus 2000
Digitale fotografie
Het ziet er veelbelovend uit. Je koopt een digitale camera, maakt er foto's mee, die stop je in een computer om ze te bewaren of te bewerken en je drukt ze af met een knappe kleurenprinter. Geweldig. Maar is het wel zo veelbelovend?
Laten we beginnen met de ouderwetse manier de analoge fotografie te noemen. Ieder kent het systeem: fotorolletje in het toestel, foto's maken, rolletje naar de ontwikkelaar en je krijgt twee dingen terug. De negatieven en de foto's. De negatieven verdwijnen in een envelop in een doos in een la in een kast en de foto's plak je in een album. Ga je verhuizen, pak je hier de zaak in en daar pak het het weer uit. En wil je foto's zien, dan neem je het album en: 'Ach kijk Jantje toch eens. Hij was toen drie.' Of: 'Truus is er wel op vooruitgegaan' of 'Wat was ik toen gelukkig'. Het geheel heeft een nadeel. Alleen op het moment dat je de foto maakt, heb je invloed op het resultaat en daarna is het aanvaarden geblazen.
Terug naar de digitale manier. Omdat de foto, toen die werd genomen, in de vorm van bits is vastgelegd en eigenlijk uit een bestand bestaat, kan die worden ingelezen in een computer met een grafisch programma. Daar wordt het plaatje zichtbaar gemaakt op het beeldscherm. Nu staat het programma je allerlei truukjes toe om die foto te bewerken. Dat bewerken is leuk. Een doka met daglicht. Je zet het hoofd van het driejarige Jantje op zijn eigen lijf nu hij 83 is. Omdat je toch wat jaloers bent, ets je nogal wat van Truus' succes weg en met een simpel handgebaar vergroot je je geluk. En als je daarmee klaar bent, bewaar je het bestand, nog steeds in digitale vorm, op een schijf en je maakt een afdruk.
Nu heb ik nog analoge foto's waar mijn grootvader op staat en mijn vader als driejarige met een matrozenpakje aan en een hobbelpaard voor zich, sepiagedateerd en zeer gedetailleerd. Zo'n foto gaat dus zeker een mensenleven mee. Hoe zit dat met die digitale? Zolang die in in bestandsvorm op een schijf staat, kan er weinig mee gebeuren, dacht je zo. En als die schijf ineens een defect heeft? Ben je al je foto's in een klap kwijt en niks negatieven. Je maakt dus een backup. Dat moet je na een jaar of tien wel herhalen, want magnetische opslagmedia gaan maar ongeveer zo lang mee. Dat geldt overigens ook voor audiotapes en videobanden. Dan zet je de foto's toch op cd? Maar die gaat niet veel langer mee. En als je overschakelt op een ander grafisch programma, moet je al je fotobestanden converteren. Sla dat rustig een keer over en het programma dat daarna komt, kan dat oude bestandsformaat niet eens meer lezen. Naarmate de jaren vorderen, wordt de last steeds groter. En dan wil je je foto's laten zien aan anderen. De analoge neem je mee in je album. Voor de digitale heb je altijd een computer nodig of je showt ze via de televisie. Ik herinner me die diavoorstellingen nog uit de jaren zeventig. Omgekeerde vooruitgang. Dan maar een afdruk op papier. Ik las laatst dat er tien jaar garantie werd beloofd op de kleurechtheid van de zwarte inkt. Dat is dus iets bijzonders. En alleen voor zwarte inkt; gekleurde afdrukken verbleken kennelijk veel sneller. Wil je nog eens kijken naar die zwoele nacht in donker Afrika, blijkt het een sneeuwstorm op de Noordpool te zijn geworden. Nee, er blijft maar een conclusie over.
Wie prijs stelt op zijn herinneringen zorgt voor een goed geheugen of maakt analoge foto's.
Peter Scheele
21 augustus 2000