Gebrande zaden (bonen) van de koffieplant (geslacht Coffea); ook de drank bereid uit een aftreksel van de gemalen bonen wordt koffie genoemd. De stimulerende werking berust op het bestanddeel coffeïne.
Koffie is waarschijnlijk afkomstig uit het Zuidethiopische Kaffa en populair geworden tijdens de
expansie van het Turkse Rijk. Handel en verbouw kwamen al snel in handen van de Vereenigde
Oost-Indische Compagnie en was vooral op Ceylon (Sri Lanka) en Java geconcentreerd. De
aldaar gebruikelijke koffiesoort werd in Amsterdam veredeld. Deze koffie (arabicakoffie) vond
vervolgens haar weg naar de verschillende werelddelen, waar het klimaat gunstige condities voor
de verbouw gaf. De Fransen brachten de plant naar het Caribisch gebied.
Verwerking
Na het plukken van de vruchten wordt het vruchtvlees verwijderd door drogen (droge methode)
of wassen (natte methode). Daarna worden hoornschil en zilvervlies afgepeld. Het branden
geschiedt in een roterende trommel bij temperaturen van 150-220°C. Na een snelle afkoeling
worden de bonen verpakt.
Soorten en handel
Naast de arabica- zijn er de robustica- en libericakoffie. De meeste koffie uit Zuid-Amerika is
arabica. Angola-koffie is liberica. De kwaliteit van robustica is matig; hij wordt dikwijls
gemengd met betere soorten en veel gebruikt in poederkoffie. De betere koffie is veelal
herkenbaar aan grote bonen met een witte nerf. De handel vindt sinds 1963 plaats binnen het
kader van afspraken gemaakt door de Internationale Koffieovereenkomst (International Coffee
Organization, Londen). De Zweden drinken de meeste koffie, gevolgd door de Nederlanders en
de Belgen.
Terugkeren naar Inhoudsopgave
Laatst bijgewerkt door 17 januari 1997 door René Vek