| Overzicht Achtergronden | < Vorig artikel | Volgend artikel > |

Precisering van enkele onderdelen van het beleid

Om een zorgvuldige verstrekking van middelen te garanderen en de risico's op misbruik en complicaties te minimaliseren, dient de hulp bij zelfgewild sterven onder voorwaarden en gecontroleerd plaats te vinden. In aanvulling op onderstaande voorwaarden betekent dit dat van de hulpvrager de grootst mogelijke openheid mag worden verwacht.

Zorgvuldigheid

Het Steunpunt heeft de plicht na te gaan op grond waarvan iemand tot zijn beslissing tot levensbeëindiging is gekomen. Niet om die afweging goed of af te keuren, maar om na te gaan of de beslissing zorgvuldig tot stand is gekomen. In dit verband zal besproken worden of de hulpvrager de consequenties van zijn voorgenomen beslissing voor anderen overziet, of alternatieven zijn overwogen en op basis van welke afwegingen de uiteindelijke beslissing is genomen. Bij de beoordeling van de persoonlijke wil van de betrokkene kunnen geen objectieve maatstaven worden aangelegd; elke situatie is uniek, is een combinatie van individuele factoren. Bijzondere aandacht verdient de situatie van jonge hulpvragers. Als bij jonge mensen een reëele kans bestaat dat de wens tot levensbeëindiging niet van blijvende aard zou kunnen zijn, zal de gevraagde hulp niet worden verleend. Een belangrijk gegeven in dit verband is dat een vraag om hulp bij sterven soms een verkapte vraag om levenshulp is. De SVL vindt dat mogelijkheden tot deze hulp altijd moeten worden besproken. In praktische zin zal het Steunpunt hierbij desgewenst assisteren door middel van doorverwijzing naar andere instanties. Zelf zal het Steunpunt zich primair richten op mensen voor wie levenshulp een gepasseerd station is.

Beslissingsbekwaamheid van de hulpvrager (ook wel als wilsbekwaamheid aangeduid)

In nauwe samenhang met het bovenstaande is het van groot belang na te gaan of de cliënt in staat is over zijn eigen sterven te beslissen. Het Steunpunt moet overtuigd zijn van die beslissingsbekwaamheid. De arts van het Steunpunt krijgt de bevoegdheid hierover te oordelen en de zorgvuldigheid vereist dat in dit verband in de eerste plaats de behandelend arts wordt geraadpleegd; deze kan op de hoogte zijn van onbesproken factoren die iemands beslissingsbekwaamheid ondermijnen. Vaak zal de behandelend arts de huisarts zijn, maar het kan ook een specialist zijn bij wie iemand onder behandeling is. In deze nota wordt onder "arts" of "huisarts" beide verstaan. Belangrijk is echter dat de behandelend arts een duidelijke vraag krijgt voorgelegd. Het is niet aan de orde of hij accoord gaat met de verstrekking van de middelen. De vraag is uitsluitend of naar zijn oordeel de cliënt in staat is om een dergelijke verstrekkende beslissing te nemen. De arts van het Steunpunt vraagt dus geen medische gegevens op. Hij vraagt "slechts" een verklaring met de strekking dat de medische voorgeschiedenis in redelijkheid geen aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de wilsbekwaamheid van de hulpvrager. Mocht het Steunpunt twijfels houden, al of niet op basis van de verklaring van de geconsulteerde arts, dan kan in overleg met de cli‘nt een derde deskundige om een aanvullend oordeel over de beslissingsbekwaamheid worden gevraagd. Dat zou bijvoorbeeld een psycholoog kunnen zijn. Mocht de hulpvrager geen toestemming geven om met de behandelend arts contact op te nemen, dan wordt een andere arts gevraagd zich over de wilsbekwaamheid uit te spreken. Maar voor alle duidelijkheid: de uiteindelijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het oordeel over de wilsbekwaamheid ligt bij het Steunpunt waaraan de middelen zijn gevraagd. En met nadruk wordt gesteld dat iemand wilsbekwaam is zolang men niet redelijkerwijze het tegendeel moet aannemen of kan vermoeden.

Wilsverklaring

Van belang is dat de cliënt in een schriftelijke (geregistreerde) wilsverklaring precies heeft vastgelegd wat zijn wil is. De verklaring fungeert als een belangrijke ondersteuning van zijn actuele, mondelinge verzoek. Van belang is ook dat de wilsverklaring voorziet in het geval van complicaties bij de uitvoering (zie onder). In geval van onvoldoende werking van de middelen of andere ernstige complicaties, moet schriftelijk vastliggen dat de hulpvrager zijn leven door een arts beëindigd wil zien. Essentieel is dat deze mogelijkheid tijdig met een arts is doorgesproken en dat sluitende afspraken zijn gemaakt.

Afbakening van verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheid voor het zelfgekozen sterven ligt bij de hulpvrager. Het Steunpunt heeft een dienstverlenende rol. De verantwoordelijkheid voor het voorschrijven van middelen blijft bij de arts en die voor aflevering bij de apotheker. De SVL streeft naar een regeling waarbij de arts en apotheker, bij hun handelen in het kader van werkzaamheden t.b.v. het Steunpunt, niet strafbaar zijn. Van de hulpvrager mag worden gevraagd de maatregelen te nemen die zorgvuldigheid in besluitvorming en uitvoering ten goede komen.

Het risico van misbruik

Het Steunpunt zal zich er, voor zover mogelijk, van moeten overtuigen dat van de middelen noch door de hulpvrager, noch door anderen misbruik kan worden gemaakt. Daarom zal gestreefd moeten worden naar het gebruik van een middel waarvan de sporen nog geruime tijd na inname in het lichaam te traceren zijn. Met hulpvragers zullen afspraken moeten worden gemaakt over het tijdstip en de manier waarop de middelen daadwerkelijk ter hand worden gesteld en over het terugbezorgen ervan wanneer niet tot inname is overgegaan.

Het risico van complicaties

Het is mogelijk dat er complicaties optreden nadat de middelen zijn ingenomen. De praktijk leert dat zich in een aantal gevallen problemen voordoen (braken, te trage werking, spierkrampen, angstvisioenen). De onmiddellijke beschikbaarheid van een arts is daarom noodzakelijk. Bij voorkeur dient deze aanwezig te zijn wanneer de middelen worden ingenomen. Is dat onmogelijk, dan dient er iemand aanwezig te zijn die een arts - die over het tijdstip van innemen is geïnformeerd - kan waarschuwen. Met het oog op dergelijke ernstige complicaties is het van belang dat in een schriftelijke wilsverklaring vastligt dat de arts dan kan worden gevraagd het leven te be‘indigen (zie boven). Belangrijk is dat hierover met de arts tijdig sluitende afspraken zijn gemaakt.

Naasten van de hulpvrager

Aan de betrokkene zal in overweging worden gegeven zijn directe omgeving te informeren over zijn voorgenomen sterven en eventueel de opvang en begeleiding van mogelijke nabestaanden te regelen.