De resultaten van de Stembijeenkomsten dienden als uitgangspunt voor de Agora. Op dezelfde manier zoals vroeger in Griekenland op de agora (markt) kunnen betrokkenen en deskundigen op een creatieve manier tot oplossingen komen. Dit Open Planproces gaat dus echt terug naar de wortels van onze democratie!
De probleemstelling was als volgt vanuit drie invalshoeken omschreven:
Er zijn twee agorabijeenkomsten gehouden die ieder een avond en een hele dag in beslag namen. Beide Agora's telden ongeveer 45 deelnemers. Ongeveer de helft hiervan waren omwonenden en andere belanghebbenden. De andere helft werd gevormd door deskundigen op het gebied van wegenaanleg, verkeerskunde, milieu, ruimtelijke ordening, stadsarchitectuur en dergelijke. De deskundigen - voor een deel werkzaam bij Rijkswaterstaat of provinciale overheden maar ook afkomstig van bijvoorbeeld architectenbureaus - namen aan de bijeenkomst deel op uitnodiging van Rijkswaterstaat . Er werd gewerkt in drie subgroepen die elk een andere invalshoek van de probleemstelling als uitgangspunt namen: zo min mogelijk hinder voor de omwonenden, zo goed mogelijke doorstroming en zo groot mogelijke verkeersveiligheid. Onder begeleiding werden al brainstormend zo veel mogelijk oplossingen bedacht. Bij iedere groep was een tekenaar aanwezig om de ideeën te visualiseren. Dit werkte stimulerend en verduidelijkend.
Vervolgens selecteerde iedere groep zelf de beste drie ideeën om ze verder uit te werken. Bij de uitwerking werd aandacht besteed aan de voordelen, de nadelen en de bij de realisatie te betrekken partijen. De artiesten verluchtigden deze plannen met tekeningen en schetsjes. Tijdens het werk in de groepen werd door een medewerker van Rijkswaterstaat genotuleerd.
Uiteindelijk resulteerde het werk in de drie groepen zo in 9 alternatieven. Deze alternatieven zijn gepresenteerd aan de totale groep en aan de Hoofd Ingenieur Directeur van Rijkswaterstaat Limburg. De variëteit aan nieuwe oplossingen was groot, er waren verschillende versies van de "Luikse variant" (doorgaand verkeer ongelijkvloers en lokaal verkeer gelijkvloers), er was een westelijke route door België en er waren verschillende vormen van ondertunneling. Het zou te ver voeren alle plannen hier te bespreken. Gelukkig werd het Oost tracé helemaal niet als optie genoemd.
De plannen worden in de komende maanden op haalbaarheid en realiseerbaarheid getoetst en vormen vervolgens het uitgangspunt voor de tweede fase van het Open Planproces.
C. van den Ende/A. Vesseur