Familie: rozenfamilie (rosaceae)
Herkomts: vrouwenmantel is inheems in de kaukasus
en in de karpaten.
Groei: 40-50 cm hoog: bossige, halfronde vorm,
breidt zich erg sterk uit.
Blad en bloemen: rondachtig, enigszins
gelobd, zacht behaard, zeer decoratief; dofgroen tot grijsachtig
groen.De kleine, groengele enkele bloemen bevinden zich in grote
aantallen in losse pluimen, die eruitzien als tere bloemsluiers.
Bloeitijd juni tot juli.
Standplaats: zon of halfschaduw; losse,
leemhoudende, voldoende vochtige bodem.
Toepassing: ideaal voor borderranden, voor
bomen of aan de rand van de vijver.Ook geschikt als hoge
bodemdekker of als decoratie in boeketten.Ze kunnen alleen of in
kleine groepjes (maximaal 10 stuk) geplant worden; ze laten zich
goed combineren met schoenlappersplanten, breedbladig klokje, hoge
primula’s of hoge sierui.
Verzorgingstip: de plant blijft in vorm
wanneer hij na de bloei tot vlak boven de grond wordt gesnoeit. Dat
voorkomt ook, dat hij zich te zeer uitzaait.Verder is de plant die
weinig eisen stelt en zelfs bestand is tegen vallend
herfstblad.
Vermeerdering: in het voorjaar of de
herfst delen of door zaaien vermeerderen.
Bijzondere eigenschappen: de plant scheidt aan de
bladrand ‘dauwdruppels’ af, die ik de zon
prachtig glinseren. Geliefde bron van nectar voor
insecten.
Andere soorten: A. erythropoda blijft met
een hoogte van 10 cm duidelijk kleiner. De soort is een ideale
bodembedekker voor zowel zonnige als schaduwachtig zones en
groeit zelfs goed op droge grond.