1.1.3 Alchemilla mollis (Vrouwenmantel)
Familie: rozenfamilie (rosaceae)
Herkomts: vrouwenmantel is inheems in de kaukasus en in de karpaten.
Groei: 40-50 cm hoog: bossige, halfronde vorm, breidt zich erg sterk uit.
Blad en bloemen: rondachtig, enigszins gelobd, zacht behaard, zeer decoratief; dofgroen tot grijsachtig groen.De kleine, groengele enkele bloemen bevinden zich in grote aantallen in losse pluimen, die eruitzien als tere bloemsluiers. Bloeitijd juni tot juli.
Standplaats: zon of halfschaduw; losse, leemhoudende, voldoende vochtige bodem.
Toepassing: ideaal voor borderranden, voor bomen of aan de rand van de vijver.Ook geschikt als hoge bodemdekker of als decoratie in boeketten.Ze kunnen alleen of in kleine groepjes (maximaal 10 stuk) geplant worden; ze laten zich goed combineren met schoenlappersplanten, breedbladig klokje, hoge primula’s of hoge sierui.
Verzorgingstip: de plant blijft in vorm wanneer hij na de bloei tot vlak boven de grond wordt gesnoeit. Dat voorkomt ook, dat hij zich te zeer uitzaait.Verder is de plant die weinig eisen stelt en zelfs bestand is tegen vallend herfstblad.
Vermeerdering: in het voorjaar of de herfst delen of door zaaien vermeerderen.
Bijzondere eigenschappen: de plant scheidt aan de bladrand ‘dauwdruppels’ af, die ik de zon
prachtig glinseren. Geliefde bron van nectar voor insecten.
Andere soorten: A. erythropoda blijft met een hoogte van 10 cm duidelijk kleiner. De soort is een ideale bodembedekker voor zowel zonnige als schaduwachtig zones en
groeit zelfs goed op droge grond.